13. mrt, 2024
“He Roelefien”, hoor ik iemand roepen die mij met een hond tegemoet komt. Ik kijk hem aan en moet diep graven. Ik zie wel iets bekend, maar het duurt even voordat ik het gezicht kan plaatsen en ik er een naam bij heb. “Oh he”, antwoord ik verrast, terwijl ik mij meteen realiseer dat het vroeg is en ik een uur eerder vanuit mijn bed en vooral zonder gebruik van een borstel de wandelkleren aandeed.
Hij daarentegen leek wel een ochtendritueel achter de rug te hebben en ook niet erg veranderd te zijn. En daar baalde ik gedurende het gesprek op zijn zachts gezegd nogal van, terwijl ik normaliter heel blij word van onverwachte ontmoetingen.
Na een leuk gesprek en een snelle update over en weer liep ik door naar huis om daar gelijk in een spiegel te kijken naar hoe erg de schade was. Gelukkig had ik mijn mascara er die avond ervoor wel afgehaald en dus geen zwarte vegen onder de ogen. Door de motregen en de inspanning in de kou had ik bovendien wel iets van gezonde blosjes op beide wangen en vielen de rimpels niet zo op. “Gelukkig”, dacht ik in eerst instantie, “behalve een blotebillengezicht en verwilderde haren viel het allemaal wel een beetje mee.”
In twee instantie stel ik verschrikt vast dat ik ineens weer die onzekere student ben van dertig jaren geleden die zich gedurende het gehele gesprek had afgevraagd wat hij van mij vond. Ik ken hem uit Maastricht. Hij was daar lid van een groep mannen die in mijn beleving enkel uit knappe en stoere mannen bestond en die dus allemaal ver buiten mijn bereik waren. Ik durfde in die tijd amper een gesprek met ze aan te gaan. Als ik wel contact met ze had kwam dat doordat het de vriendjes van vriendinnen waren of de vriendjes van de vriendjes van vriendinnen. Dat was bij hem ook het geval geweest en ik vermoed dan ook dat ik hem deze ochtend langer sprak dan ooit te voren.
Eenmaal thuis vertelde ik verschillende mensen lacherig over mijn ontmoeting als lelijk ochtendeendje, maar niemand voelde met mij mee. De algehele stelling was dat het op mijn leeftijd toch niet meer zou moeten boeien wat een ander van mij vindt. En zo denk ik er in theorie natuurlijk ook over. In de praktijk moet ik echter met de billen bloot, want ik pas die theorie nou eenmaal niet altijd toe. Eén troost, die blote billen waren tijdens het gesprek gelukkig alleen van toepassing op mijn gezicht.