6. juli, 2024

Is een leerling ooit offline

Vroeg in de ochtend, tussen de eerste en tweede bel gaat het er hectisch aan toe op de toegangswegen naar de kluisjes van een middelbare school in Haarlem. Een constante stroom van voetstappen, stemmen en dichtslaande kluisdeuren vult de gangen. Leerlingen, die al te laat van huis vertrokken, moeten sinds het aangescherpte telefoonbeleid eerst hun mobiel opbergen voordat ze een leslokaal mogen betreden. Sinds januari 2024 zijn mobiele telefoons namelijk niet meer toegestaan op de trappen, in de gangen, de klaslokalen, de toiletten en de kleedkamers. De uitdrukking op hun gezichten verraadt dat ze hun kostbare tijd liever anders hadden besteed. Stuk voor stuk werpen ze een laatste blik op hun telefoon en maken nog snel een BeReal-post. Vervolgens krijgen de kluisdeuren het te verduren. Gefrustreerd smijten ze de kluisdeuren hard dicht, omdat ze het vanaf nu zonder hun vertrouwde en vooral actuele bron van informatie moeten doen. School heeft daar wel een alternatief voor bedacht, maar de drie schermen boven de balie, waarop alle roosterwijzigingen en lesuitvallen te zien zijn, worden door geen enkele leerling bekeken. Mijn dochter Marit, leerling op die middelbare school, in ieder geval niet. Als ik haar vraag wat er op de schermen te zien is, heeft ze werkelijk geen idee. Wanneer de tweede bel gaat keert de rust bij de kluisjes weer terug.


De leerlingen verwachtten deze chaos bij de kluisjes al toen de maatregel werd aangekondigde eind vorig jaar. Dat blijkt uit het onderzoek naar de verwachtingen en gewaarwordingen van het “thuis of in de kluis”-beleid dat door onderzoekers van het Behavioural Science Institute aan de Radboud Universiteit Nijmegen (RUN, 2024) is uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn gebaseerd op een voor- en nameting bij leerlingen, ouders en leerkrachten.


Conform de uitkomst van het onderzoek (RUN, 2024) vindt mijn dochter de drukte bij de kluisjes een legitieme reden om haar telefoon niet op te bergen. Uit de nameting blijkt bovendien dat leerlingen de kluisjes geen veilige plek vinden omdat de conciërge ze kan openen. Een andere reden om de mobiel niet op te bergen is het gebrek aan handhaving. “Er wordt toch niet gehandhaafd”, is Marits reactie. “Ik weet precies welke docent hoe controleert en daar kan ik prima op anticiperen.”


Het is een antwoord waar ik niet van opkijk. Toen we de eerste brief van school kregen over het aangescherpte telefoonbeleid leek mij de handhaving bij voorbaat het meest ingewikkelde aspect van het nieuwe beleid. Want, hoe haal je in deze tijd de mobiel nog uit een kind. En hoe handhaaf je vervolgens, als leerlingen het nut van de maatregel niet inzien.

In de voormeting van het onderzoek (RUN, 2024) gaven docenten aan blij te zijn met de duidelijkheid en uniformiteit. In de nameting geven ze echter aan dat die ontbreekt omdat niet “elke docent even streng is in de handhaving”.  Sommige docenten ervaren zelfs dat de werkdruk hoger is geworden omdat ze leerlingen opnieuw moeten opvoeden. Een deel van de leerling draagt de telefoon bovendien nog steeds verstopt bij zich of verzint andere trucjes door met extra telefoons nog steeds online te zijn.


Mevrouw Jansen, docent aan het Moeller zegt hierover: “Handhaving valt of staat met de bereidheid van collega’s om het verbod te handhaven. Gelukkig is deze bereidheid aan mijn school groot. We merken wel dat niet alle collega’s even consequent met de regels omgaan.  De één is heel streng en laat  de telefoon meteen inleveren en de ander geeft een waarschuwing. Deze inconsistente handhaving kan verwarring en frustratie bij leerlingen veroorzaken en de effectiviteit van het beleid ondermijnen. Er zijn bovendien ook verschillen tussen scholen. Een landelijk verbod met uniforme regels zou wel helpen om deze perceptie van ongelijkheid te verminderen en de handhaving te vergemakkelijken.” Aldus Jansen.


Naast deze verschillen is er nog een aspect dat volgens het onderzoek de handhaving bemoeilijkt. De leerlingen zien de positieve effecten van de maatregel niet. Docente Jansen geeft  aan dat zij en haar collega’s op school wel degelijk een positieve uitwerking van het “thuis of in de kluis”-beleid op de leerlingen zien. Zo zijn ze zichtbaar aandachtiger tijdens de les en hebben ze merkbaar meer contactmoment gedurende de pauzes. Mijn dochter daarentegen ziet deze positieve uitwerking helemaal niet. Als ik haar vraag om één voordeel van het telefoonverbod op school te noemen zegt ze: “Het werkt gewoon niet. Bovendien is het je eigen schuld als je je laat afleiden door de mobiele telefoon. Ik wil gewoon Magister kunnen raadplegen om te zien naar welk klaslokaal ik moet. En nu kunnen we nooit meer een Kahoot in de klas doen.” Uit het  onderzoek blijkt inderdaad dat veel leerlingen de maatregel zien als een verlies van autonomie en iets waar ze alleen maar last van hebben. Voordelen zien ze niet. Dat maakt het volgen van een regel voor een puber extra lastig.


Het bezoek aan school, het interview met mijn dochter aan de éne en een docente aan de andere kant, bevestigen dat het “thuis of in de kluis”-beleid alleen een kans krijgt bij goede handhaving die gevoed wordt door draagvlak onder de leerlingen.

Gelukkig lees ik dat het onderzoek de leerlingen inzicht wil bieden in de voor- en nadelen. De nadelen kunnen ze dromen. Ik zou het onderzoeksteam daarom willen meegeven zich vooral op de voordelen te richten en deze op overtuigende wijze via de socials te verspreiden. Alleen zo zorg je ervoor dat de boodschap daadwerkelijk bij de doelgroep aankomt. Al is dat dan enkel buiten schooltijd.