11. feb, 2023

Zomaar een val

Boem. Daar lig ik dan, languit op de straat. Gelijk kijk ik omhoog en om mij heen om te zien of iemand getuige was van deze gĂȘnante vertoning. Het is vroeg, maar ik zie goddank nog geen hondenbezitters. Ook de kleine vrachtwagen verderop vervolgt zijn route zonder snelheid te verminderen. Gelukkig, want wat voel ik mij klein, afschuwelijk en ongelukkig.


Snel sta ik op en controleer of ik alles nog kan bewegen. Mijn rechter handpalm brandt, mijn linker middelvinger is doof en ik voel mijn knie. Ik zie bovendien een gat in mijn broek met wat bloed daaronder. Zonde, maar het valt dus mee. Ik ben twintig meter van mijn huis en besluit in eerste instantie gewoon door te lopen. Weer twintig meter verder realiseer ik mij dat het gekkenwerk is en keer ik om.


Thuis wordt er raar opgekeken en dan komt de schrik pas binnen. Ik word licht in mijn hoofd en ga even op de bank liggen. Adem in, adem uit. En vooral niet huilen, want ik was op weg naar een belangrijke bijeenkomst.


Even later gaat het weer en kijk ik wat zakelijker naar de schade. De kwetsuren vallen mee en kunnen met pleisters worden weggewerkt. Toch handig dat ik tegenwoordig een pleisterblikje koop bij de Kinderpostzegelactie al constateer ik dat ze weinig neutraal zijn. Mijn knie laat ik voor wat het is en met een groene PAS OP!-pleister op mijn handpalm en twee roze PAF!-pleisters om mijn middelvinger loop ik een half uur later alsnog richting station.


De hele dag ben ik er beduusd van. In de avond zeg ik er zelfs mijn koor door af. De ochtend was zo goed begonnen. Ik had eindelijk weer eens uitgerust en met een goed gevoel in de spiegel gekeken. Het waren drukke dagen met onrustige nachten en een dito uiterlijk geweest. Die ochtend voelde ik dat ik er weer tegenaan kon. Ik keek zelfs met een voldaan gevoel terug op alles wat ik de afgelopen tijd had gedaan, gemaakt, gehoord en bereikt. Komt hoogmoed dan echt voor de val?!


Het gevoel dat het zo is heb ik wel vaker. Elke keer als ik content met mijzelf ben, stoot ik mijn hoofd, brand ik mijn vinger of schiet het in mijn rug. Alsof iemand mij met beide benen op de grond wil houden en ervoor wil zorgen dat ik niet naast mijn schoenen ga lopen.


Gelukkig gebeurt het mij niet vaak, maar het gevoel schoot wel door mijn hoofd toen ik daar zo zielig op straat lag. Onzin natuurlijk, want die ochtend kon ik helemaal niet naast mijn schoenen lopen. Ik droeg tenslotte laarzen.